STOTTERTHERAPIE
Stotteren is een stoornis in het vloeiend verloop van de spreekbeweging. Stotteren kan zich uiten in het herhalen van klanken of woorddelen (i-i-ik of va-va-van), het aanhouden van klanken (fffffiets) of het blokkeren bij het begin van de stemgeving (b.oek of p.aard).
Daarnaast kunnen bij het stotteren ook secundaire gedragingen optreden. Er worden allerlei hulpmiddeltjes of trucjes gebruikt. Sommigen leren zichzelf allerlei stopwoordjes aan of beginnen steeds opnieuw met de zin; of ze veranderen de zin of gebruiken een ander woord. Allerlei bijbewegingen met de ogen, de lippen, de tong, met het hele lichaam kunnen
ontstaan. Op den duur raken vele van deze trucjes geautomatiseerd en worden dan ‘onbewust’ en voortdurend gebruikt.
Deze spraakstoornis begint meestal bij kinderen tussen twee en zeven jaar. Het is belangrijk om snel goed onderzoek te doen bij een stottertherapeut zodat ouders goede informatie krijgen of therapie nu wel/niet zinvol is. Stotteren komt voor bij 1% van de bevolking en mannen/jongens hebben er vier maal meer last van dan vrouwen.
LOGOPEDIE
ARTICULATIESTOORNIS
TAALONTWIKKELINGS
STOORNIS
LEERPROBLEMEN EN
-STOORNISSEN
OROMYOFUNCTIONELE
STOORNISSEN
Articulatieproblemen kunnen voorkomen bij kinderen als bij volwassenen. Bepaalde spraakklanken kunnen niet of verkeerd uitgesproken worden. We spreken pas van een stoornis wanneer de articulatie afwijkt van deze van leeftijdgenoten.
Er zijn twee groepen articulatiestoornissen: fonetische en fonologische stoornis. Bij een
fonetische stoornis kan het kind de doelklank niet uitspreken; bijvoorbeeld lispelen of
problemen met /r/.
We spreken van een fonologische stoornis als de klankstructuur van
woorden verkeerd is. Er worden klanken of combinaties ervan motorisch vereenvoudigd, dit is normaal in de ontwikkeling en is pas een stoornis als de vereenvoudigingen nog optreden
op een leeftijd waarop ze al verdwenen moesten zijn.
De taalontwikkeling verloopt volgens bepaalde stadia. Bij een aantal kinderen kent deze ontwikkeling een vertraagd of afwijkend verloop.
We spreken van een vertraagde ontwikkeling wanneer het kind in zijn taal duidelijk achterblijft t.o.v. leeftijdsgenoten. Er vormt zich een taalstoornis of ontwikkelingsdysfasie (specifieke taalontwikkelings-stoornis) wanneer de ontwikkeling niet alleen trager maar ook afwijkend verloopt t.o.v. leeftijdsgenoten. De taalontwikkeling verloopt al vanaf het begin zeer traag en moeizaam.
Een taalstoornis kan zich voordoen op het vlak van taalbegrip, taalproductie of op beide vlakken.
Sommige kinderen ervaren moeilijkheden bij de schoolse vaardigheden zoals lezen, spellen
en/of rekenen. De aangeboden leerstof is moeilijk te verwerken en lopen zo een achterstand
op. Het kind heeft moeite met omzetten van gesproken taal in geschreven taal, maar ook
omgekeerd.
Dyslexie is een leesstoornis die gekenmerkt wordt door hardnekkige problemen bij het aanleren en vlot toepassen van het lezen en/of het spellen van woorden. Het kind blijft onnauwkeurig lezen, letters worden omgewisseld en/of woorden worden toegevoegd of weggelaten.
Dysorthografie is een spellingsstoornis en is sterk verwant met dyslexie. Ze komen
vaak samen voor. Er doen zich ernstige problemen voor op het gebied van spelling.
Spellingsregels worden niet toegepast en woorden worden geschreven zoals het kind
ze hoort.
Dyscalculie is achterstand bij specifieke rekenvaardigheden. Bij rekenen blijven oefeningen met de brug moeilijk, getallen worden omgekeerd, splitsingen en tafels
zijn een struikelblok, het kind heeft geen inzicht in vraagstukken, etc.
Afwijkende mondgewoonten zijn foutieve mondgewoonten zoals mondademhaling, duimzuigen, nagelbijten, infantiel slikken… De spieren in en om de mond bepalen voor een groot deel de vormgeving van de mond en de stand van de tanden.
Foutieve mondgewoonten kunnen het evenwicht tussen die spieren onderling verstoren waardoor ze
een verstoorde articulatie kunnen veroorzaken en/of kaak- en/of gebitsafwijking.